Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [31]Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die [32]naar de stem Zijns Knechts hoort? [33]Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN, en [34]steune op zijn God. 31. Hier spreekt Christus de vrome en gelovige Joden aan. 32. Dat is, mijne stem, die Ik des Heeren knecht ben, gelijk boven hfdst.42 vs.1, en hfdst.49 vs.5. 33. Of, die; dat is, ofschoon hij in ellende leeft. Zie Ps.23:4; zie ook hfdst.9 vs.1. 34. Dat is, hij verlate zich op dien God, die een genadeverbond met hem heeft opgericht.